Geschiedenis Heerhugowaard De Noord

De meeste polders in Noord-Holland zijn drooggelegd omdat het water een gevaar vormde voor de steden. Bij hevige regenval en stormen gebeurde het regelmatig dat de steden, Amsterdam voorop, onder water liepen. Net zo belangrijk daarbij was dat die polders, zoals Beemster en Purmer, vruchtbare gronden bevatten, die er voor zorgden dat ook nog eens flink geld verdiend werd aan het droogleggen van die polders.

Met Heerhugowaard liep het anders. Rond het jaar 800 was het gebied dat nu de gemeente Heerhugowaard vormt bedekt met veen. Drie krachtige stormvloeden in de winter van 1248-1249 hadden bij Callantsoog de kust doorbroken, waardoor het achterliggende land onder water werd gezet. Na deze stormvloeden werd door de abdij van Egmond, die veel bezittingen had in deze streek, bij Schagen een afsluitdijk aangelegd, de Schagerdam. Deze maakte deel uit van de Westfriese Omringdijk, die de vijfhoek Schagen-Oudorp-Hoorn-Enkhuizen-Medemblik beschermde. Hiermee was onbeheersbare groei van het meer voorkomen.

Rechts boven ziet u de de Caerte van de Heer-Huygen-Waert. De Groote of Zuyder Waert vormde samen met de Schermer in die eerste periode één meer, waarbij het gedeelte van Heerhugowaard een wadgebied vormde met een soort van moeraslagune. Hier kwam een eind aan toen de oude lage dijk, die er ooit was neergelegd en in het meer deels nog aanwezig was, werd verhoogd. Zo ontstonden er twee afgescheiden meren. Deze dijk is later vernoemd naar de Heer Hugo van Assendelft, die in 1296 in deze omgeving door de West-Friezen werd verslagen. Het werd toen de Heer Huygendijk genoemd, de huidige Huigendijk.

Het ontstane landschap week sterk af van de andere Noord-Hollandse meren: het oude veen was al eeuwen ervoor ontgonnen, vanaf 1249 ontstond er een gebied van moerassen, rietlanden en volop in gebruik zijnde eilandjes. Daardoor verliep de droogmakerij van De Waert moeizaam. In 1627 bouwt Gerrit Reinderszoon de eerste molen in De Waert. In 1629, als voldoende molens zijn gerealiseerd, begint de bemaling. Nadat de polder in 1631 droog viel moest die ook droog gehouden worden. Daartoe stonden er bijvoorbeeld in 1635 47 molens in totaal, waarvan er in 1910 nog maar 11 over waren. In 1874 begint de bouw van het eerste stoomgemaal (aan de Oostertocht, in werking 1877, 120 pk, 150m3 per minuut).

Regenten en notabelen uit Alkmaar, Amsterdam en Hoorn verdeelden de polder onderling met de bedoeling hier snel winst te maken. Maar dat viel tegen. Terwijl in omliggende polders veel geld werd gemaakt, bleek De Waert, inmiddels Heer Huygen Waert genoemd (naar de zuidelijke dijk), een armetierig stukje land. Er wilde niets op groeien, zodat pachters van de landeigenaren de eindjes amper aan elkaar konden breien. Velen redden het niet. Nog geen veertig jaar na de inpoldering gaan stemmen op de hele Waert maar weer onder te laten lopen. Zo ver kwam het niet, maar ook in de 18e eeuw bleef het voor de gewone man, zuchtend onder zware belastingen en amper goede grond om te boeren, een armlastig bestaan.

De belastingen werden natuurlijk geïnd door het polderbestuur, bestaande uit dijkgraven en de erven van de investeerders uit Alkmaar en Amsterdam. Daar kwam verandering in toen Lodewijk Napoleon namens zijn broer koning werd van de Nederlanden. Een gemeentebestuur werd ingesteld en menig ongeletterd burgerman nam daar zitting in. De rijke patriciërs werden buitenspel gezet, maar het gevolg was dat de toestand van de polder hard achteruit ging. Pas veertig jaar later, toen de technologische vooruitgang onder meer kunstmest met zich meebracht, konden de boeren in de Waert eindelijk wat verdienen.

Tot dan toe waren de wegen in de Waert niet meer dan klei- en zandpaden. Behalve dijken die golden als doorgaande wegen, zoals onder meer Den Huygen Dijck, was het tot dan toe niet nodig wegen te verharden. Dat veranderde in 1866, toen de Middenweg, of vroeger Middelwech geheten, voor het gigantische bedrag van ƒ 62.886,- werd verhard. Later volgden nog de Hondsweg (huidige Van Veenweg) en de Rustenburgerweg. De polder Heerhugowaard telt dan slechts 141 woningen, nauwelijks 50 meer dan 200 jaar daarvoor. In de laatste 30 jaar van de 19e eeuw veranderde Heerhugowaard van veeteeltpolder naar tuinbouwpolder, wat door de intensiviteit meer arbeiders trok, en dus ook meer nieuwe inwoners.

De komst van de spoorlijn van Alkmaar naar Den Helder geeft de bevolkingsgroei een flinke duw in de rug. De ligging van het station aan de Broekerweg, dat aan Waardse kant nu Stationsweg heet, zorgde voor meer woningen in wat nu het oude centrumgebied heet, tussen Stationsweg en Van Veenweg. Ook de kleinere kernen ontwikkelen zich, zoals 't Noord en 't Kruis. Het aantal inwoners stijgt van 800 inwoners (waaronder 26 molenaars met hun gezinnen) in 1810, naar 3000 in 1910. Nu, in 2010, zijn dit er 50883.


Lied Heerhugowaard De Noord

Een kerk met een koepel die oigelijk niet voegt,
Een man op een trekker die zaait en die ploegt.
Wat koeie, wat kasse en slóte met króós,
Deer bin ik nau kuin op, ja harstikke gróós.

Refroin

Ik kom uit de polder die loit tussen Alkmaar en Skagen en Hoorn.
Ik kom uit de “De Waard”, zouwe zegge, wie luistert die kin het wel hore.
Deer heb je de Middenweg, met an alle twei kante een slóót,
Deer weune de jóós van Van Skage, Van Lange, van Groen en Gróót.

Refroin

We hewwe gien swumbad maar wel een spoorput
En die halft van de winter is alles hier prut
En prachtige grachte die benne d’r niet,
Maar we hewwe De Fris en het vrouweverdriet!

Refroin

Die polder is drienhonderdvoiftig jaar droog,
Temeste, as ’t boek van de doikgraaf niet loog.
En was ie abuis, is het pas volgend jaar;
Den viere we naggeres feist met mekaar !

Refroin